Wanneer ben je “het meest jezelf”? Als je nadenkt over jezelf? Als je iets doet wat je heel goed kunt? Of dat heel goed bij je past? Als je uitlegt wie je bent: je naam vertelt, je gender, leeftijd, waar je je geld mee verdient, je roeping, hobby, sexuele voorkeur?
Of blijft dat alles op een of andere manier toch altijd alleen ‘de buitenkant’ van wie je bent? De uiterlijke vorm.
Ook gedachten zijn ‘uiterlijke vormen’, die komen en gaan, tenzij je er voortdurend door ‘gehypnotiseerd’ wordt. In dat geval bén je je gedachten, val je ermee samen.
Maar als je een gedachte waarneemt, ben je dát niet langer. Dan komt er ruimte. In die stilte, de pauze tussen twee gedachten, zit het geheim.
Als je even niet denkt, maar je valt ook niet in slaap (die neiging komt dan meestal meteen opzetten), ben je helder, alert. Dán ben je jezelf. Niet door erover te denken, maar door dit te ervaren.
Dan komt er rust, lossen problemen zich op, bleken het vaak niet eens echt problemen te zijn.
Een voet tussen twee gedachten krijgen
Maar hoe doe je dat? Hoe kom je daar? Hoe krijg je ‘een voet tussen’ twee gedachten?
Eknath Easwaran zegt daarover: “It sounds terribly daring – the kind of stunt for which professionals in the movies are paid in six figures.”
Maar het valt mee. Op de eerste plaats moet je gewoon weten dat het mogelijk is om aandachtig aanwezig te zijn, zonder dat je denkt. Niet iedereen weet of gelooft dat dit mogelijk is. En vervolgens kun je oefenen: om af en toe een gedachte te zien langskomen –zonder dat je instapt.